Spelling
Op onze school werken we met de spellingmethode STAAL 2. Deze methode sluit goed aan bij de manier waarop kinderen taal leren: actief, onderzoekend en met veel aandacht voor inzicht in spellingregels. Bij deze methode leren leerlingen niet alleen hoe woorden geschreven worden, maar ook waarom ze zo geschreven worden. De methode stimuleert leerlingen om na te denken over klanken, regels en uitzonderingen. Zo bouwen ze stap voor stap een stevig spellingsbewustzijn op.
Elke week staat een nieuw spellingscategorie centraal. Kinderen oefenen met afwisselende opdrachten, spellen en dictees, zowel digitaal en als op papier. De lessen zijn duidelijk opgebouwd en sluiten aan bij het niveau van de leerling. Tijdens de spellinglessen is herhaling van al eerder aangeboden spellingcategorieën een zeer belangrijk onderdeel. Oefening baart kunst! Deze herhaling wordt gegeven tijdens de uitleg, maar ook in een dagelijks terugkerend oefendictee.
De leerkracht speelt tijdens de spellinglessen een belangrijke rol, omdat hij/zij tijdens de uitleg zoveel mogelijk hardop denkend voordoet. De leerkracht doet voor welke strategieën de leerlingen moeten inzetten en welke spellingcategorieën er bij een woord horen. Door dit voorbeeld te volgen ervaren de leerlingen succes, waardoor de motivatie tijdens de spellinglessen groeit.
Om iedere leerling optimaal bij de spellinglessen te kunnen betrekken, spreekt STAAL meerdere zintuigen aan. Niet iedere leerling leert namelijk op dezelfde manier en daar speelt STAAL goed op in. Spellingcategorieën worden niet alleen auditief aangeboden, maar worden ook visueel gemaakt door bijbehorende pictogrammen.
Deze pictogrammen hangen in alle groepen en hebben de leerlingen ook in hun eigen ‘Staalboekje’. Bij iedere spellingcategorie hoort een ondersteunende animatie. Vaak spreken deze animaties de kinderen erg aan, waardoor de spellingcategorie leuker wordt en beter beklijft. Extra visuele en motorische ondersteuning wordt ook toegepast bij de twaalf spellingcategorieën die aan worden geboden in groep 4. Daar maken zij ook gebruik van een categoriegebaar.
Door de vroege start in groep 4 krijgen de leerlingen veel tijd om de werkwoordspelling onder de knie te krijgen. Dit begint met herkenning en mondt uit in het zelf kunnen toepassen van een correcte werkwoordspelling. Het toepassen start voornamelijk vanaf groep 6. De leerlingen maken dan gebruik van het werkwoordschema.
Grammatica
Tijdens de grammaticaonderdelen leren de leerlingen woordsoorten of zinsdelen te herkennen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het herkennen van werkwoorden, het bijvoeglijk naamwoord, het lijdend voorwerp, etc. Ook leren zij op een juiste wijze gebruik te maken van leestekens. Iedere derde les van de week is een grammaticales en de grammaticaonderdelen worden in iedere les herhaald. Ook dit begint al vanaf groep 4 zodat de leerlingen veel tijd hebben om deze (vaak moeilijke) leerstof eigen te maken.